Goudse pijp in Amerika
De stenen pijp die hieronder is afgebeeld, werd gevonden bij opgravingen door de Amerikaanse archeoloog Paul R. Huey op de plaats waar in de 17e eeuw het Nederlandse Fort Oranje heeft gestaan.
Het fort wordt in 1624 opgericht door de West Indische Compagnie (WIC) en dient voornamelijk als handelspost. Naast de uitvoer van inheemse handelswaar, worden er ook goederen uit het vaderland ingevoerd, waaronder stenen pijpen. Veel van de aangetroffen pijpen, of de resten ervan, kwamen van pijpmakers uit Amsterdam.
Aan de hand van de vondsten heeft Paul R. Huey vastgesteld dat men de Amsterdamse leveranciers later heeft ingeruild voor Goudse pijpenmakers. Een van die Goudse pijpennmakers was Willem Claesz Booth. En daarmee is de link tussen de Amerikaanse Goudse pijp en een Nederlandse familie Boot(h) gelegd.
Willem Claesz Boot de pijpmaker
Op sommige van de gevonden pijpen staat een beeldmerk in de vorm van een roemer (bepaald type wijnglas), zoals op de afbeelding hierboven. Dit merkteken wordt toegeschreven aan Willem Claesz Booth, geboren omstreeks 1636 en woonachtig te Gouda. Naast pijpen met het beeldmerk van de roemer, dat duidelijk te zien is op de foto, maakte Willem Claesz Booth ook pijpen met de letters ‘WK’ (Willem Klaesz). Willem Claesz, of Klaesz, woont bij zijn huwelijk met Neeltje Jans in 1666 in de Goudse Comijnsteegh, Zijn bruid in de Cleijweghsteegh. Mogelijk heeft Willem Claesz zijn beroep uitgeoefend in een van deze stegen. Voor het bakken van de pijpen maakte hij waarschijnlijk gebruik van de ovens van pottenbakkers omdat de verkoop van de pijpjes niet voldoende opbracht om zelf een oven te kunnen bezitten.
Nadat in 1640 geprobeerd is om een pijpmakersgilde op te richten is pas in 1660 door burgemeesters en schepenen toestemming verleend, waarna een gildebrief openbaar gemaakt werd bestaande uit 14 artikelen. In 1686 vond men het noodzakelijk om een nieuw reglement op te stellen. Een opvallend punt uit dit reglement is: “Als de pottenbakker, door onjuist plaatsen van de pijppotten in de oven, breuk veroorzaakt moet hij aan de pijpmaker schadevergoeding betalen.” Hieruit blijkt dus dat de pijpmakers nog niet over een eigen oven beschikten. Het is bekend dat veel pijpenmakers familiebanden met elkaar hadden.
Het Fort Nassau
In 1664 valt het fort in Engelse handen. De naam Fort Oranje – ook Orange of Oranije – moest plaatsmaken voor Fort Albany. In 1676 verlaten ook de Engelsen het fort. Zij nemen dan een nieuw fort in gebruik.
Bronvermelding:
Met uitdrukkelijke dank aan onze vriend Paul R. Huey, archeoloog (Cohoes, N.Y. USA) en zijn bron: schrijver Don H. Duco uit Amsterdam.
