Booten als pijpenmakers

Kleipijpen ofwel pijpenkoppen
Voor archeologie hoef je soms niet ver te zoeken. Iedereen kent wel de pijpekoppen die soms op akkers of in de grond van je eigen achtertuin liggen. In het boekje “De Nederlandse Kleipijp” van D.H. Duco wordt de geschiedenis van de Nederlandse pijp beschreven, maar ook dat de pijpen op grond van uiterlijke kenmerken, met name de afmetingen en de eventuele afbeeldingen erop, tamelijk nauwkeurig op afkomst en ouderdom kunnen worden gedetermineerd.

De vorm van de pijp is door de jaren heen steeds afhankelijk geweest van een aantal faktoren. Hij wordt o.a bepaald door de vaardigheid van de maker, de prijs van de tabak maar ook de mode. Als gevolg hiervan is de vorm steeds aan veranderingen onderhevig. Keus voor een kleine maat was voor de hand liggend. De tabak was duur en in een kleine pijp paste niet zoveel. Aan het eind van de zeventiende eeuw kwamen de standaardmodellen. Toen de tabak voor meerdere mensen betaalbaar werd, gingen ook de pijpenmakers hun productie verbreedden. De kwaliteit van de pijp bepaalde de prijs. De “fijne” kwaliteit stond voor een modieus model, een zorgvuldig afgewerkte pijp. De “grove” pijpen zijn ongepolijst (mat oppervlak).

Pijpenmakers in Gouda

Na de neergang van de bierbrouwerijen en de lakenindustrie was het in de 16e eeuw ook met de aardewerkindustrie in Gouda niet best gesteld. Daarom was het dan ook een geluk dat het gebruik van rooktabak een steeds grotere vlucht nam. Nederland maakte kennis met het roken van tabak in de 16e eeuw. Dat het aansloeg is een feit; vele schilderijen, onder andere van Jan Steen, tonen tevreden rokers. Roken was hét nieuwe genot.

In Engeland waren de eerste pijpmakers begonnen met het fabriceren van de wit bakkende pijpen. Verschillende van deze pijpmakers, die als huursoldaten in het leger van prins Maurits waren gegaan, kwamen ook in Gouda in een garnizoen terecht en zagen dat de stad beschikte over goed uitgeruste pottenbakkerijen. Zij namen hun oude vak weer op en lieten hun producten in de bestaande ovens bakken.

De eerste Engelse pijpmaker begon in 1617 in Gouda zelf een bedrijfje. De Gouwenaars leerden van hen het vervaardigen van de stenen pijpen, maar tot 1637 waren het de Engelse pijpmakers die de hegemonie behielden. Pas in 1641 overvleugelden de Goudse pijpmakers de Engelse. Zij vroegen toestemming om een Gilde op te richten en wilden daarbij de Engelsen uitsluiten. Dankzij protest daartegen werd dit verzoek afgewezen. Eerst in 1660 werd er toestemming gegeven en werd het Pijpmakersgilde opgericht. Het gilde controleerde de kwaliteit van de pijp en ging na of het “huishoudelijk reglement” werd nageleefd. Uit de gildenboeken zijn veel gegevens te halen. Onder andere welke merken wanneer en door wie werden gebruikt.

Nu kon er ook meer aan voorschriften en keuren gedaan worden zodat de kwaliteit steeg. In 1665 telde het Gilde al 80 broeders, in 1679 waren er 161 bazen met ieder zo’n 10 knechten. In het midden van de 18e eeuw waren er 374 bazen bij het Gilde ingeschreven met omstreeks 1750 een 4000 mannelijke en 3000 vrouwelijke werknemers. De verdiensten van de pijpmakers waren o.a. afhankelijk van de produktieaantallen, de meer of minder complexe taak in het proces, de lengte van de steel van de pijp alsmede de kwaliteit van de pijp. De “goede” pijpmakers streefden behalve naar een fraai uiterlijk ook altijd naar zo dun mogelijke ketelwanden en een zo lang mogelijke steel.

Daarnaast waren er nog vele indirect betrokkenen zoals: kuipers, mandenmakers, vormmakers, klei- en turf- en vrachtschippers en natuurlijk de handelaren in pijpen. In 1666 werd er een Pijpenmarkt opgericht, die op de Nieuwe Haven werd gehouden. De afzet bleef niet lang beperkt tot de regionale markt. Over de hele wereld worden resten van Hollandse pijpen gevonden. Aan het eind van de 18e eeuw was er een door concurrentie sterke neergang van deze bedrijfstak.

Lijst van alle bekende pijpmakers

Hieronder volgt een lijst op alfabetische volgorde van de inmiddels bekende pijpmakers met de naam ‘Boot’, hoofdzakelijk afkomstig uit Gouda. Als u op de naam klikt komt u automatisch terecht op de persoonspagina van desbetreffende pijpmaker (indien deze bekend is uiteraard).
Indien voorhanden staat er ook aanvullende informatie en beeldmateriaal over diens werk.
Adrianus (Hermanus) Boot

tijdvak: 1745 – 1753
merk: 84 – olifant

Andries Cornelisz Boot

tijdvak: 1660
merk: onbekend

Arij Claesz Boot

tijdvak: 1686 – 1701
merk: onbekend

Arij Boot

tijdvak: 1734 – 1746
merk: 91 – voetboog
Door Leendert Jansz Boot werd ook het merk ’91’ gebruikt (klik hier). Hij was waarschijnlijk de broer van deze Arij Boot, maar dat wordt nog nader onderzocht.

Arij Boot

tijdvak: 1782 – 1803
merk: SH

Arij Jansz Boot

tijdvak: 1695
merk: komfoor

 

Arij Willemsz Boot

tijdvak: 1709 – 1746
merk: voetboog
Arij Willemsz Boot deed zijn gildeproef in 1709

 

Claes Jansz Boot

tijdvak: 1680
merk: onbekend

Harmen Boot

tijdvak: 1686 – 1713
merk: HP

Harmen Pietersz Boot

tijdvak: 1684
merk: AB

Jacob Matthijsz Boot

tijdvak: 1824 – 1849
merk: HVN – 78
Het merkteken ‘de gekroonde 78’ was afkomstig van zijn vader Matthijs Boot, meester.
Jacob was eigenaar en fabrikant vanaf 28 april 1824 en het is vacant gegeven 2 april 1849.

Jan Boot

tijdvak: 1684
merk: onbekend

Jan Ariensz Boot

tijdvak: 1696 – 1746
merk: IB – VR

Kip monogram ‘IB’.
Kleipijpen in de vorm van een kip zijn bij het publiek lang populair geweest en diverse pijpenmakers hebben deze pijpen vervaardigd. Zelfs tot aan het midden van de 20e eeuw is deze kleipijp nog (als remake) door P.J. van der Want geproduceerd.
bron: Freek Mayenburg

Model: Figuraal gezichtspijpje
Pijpenkop: Eerste kwart 18e eeuw
Vindplaats: Omgeving Gouda
Initialen: Vaag boven het rechter oor IB
Opmerking: Dit soort pijpjes wordt tot de eerste figurale gerekend. Op de afbeelding is het vaag te zien, maar met strijklicht goed dat het pijpje is gemerkt met de gekroonde IB. Op de zelfde plaats waar links de initialen zijn geplaatst zien we rechts een ooievaar.
bron: Aad Kleijweg

Jan Claesz Boot

tijdvak: 1660
merk: onbekend

LeendertBoot

tijdvak: 1768 – ….
merk: 68 – MS

Leendert Jansz Boot

tijdvak: 1721 – 1759
merk: 91 – handschroef
Leendert Jansz voerde ook het merk ’91’. Dit merk werd waarschijnlijk tevens gehanteerd door Arij Boot die waarschijnlijk zijn broer was, maar dat wordt nog nader onderzocht.

Matthijs Boot

tijdvak: 1789 – 1830
merk: 42 – 78

Matthijs jr. Boot

tijdvak: 1824 – 1850
merk: BOW
Het merk BOW is afkomstig van Bastiaan over Wesel, meester 26 februari 1737. In 1824 was Matthijs jr. Boot, die zijn gildeproef op 10 febr 1824 heeft gedaan, eigenaar van dit merk.


Matthijs jbzn. Boot

tijdvak: 1844 – 1850
merk: bok met B

 

Pieter Ariensz Boot

tijdvak: 1660 – 1670
merk: onbekend

Pieter Matthijsz Boot

tijdvak: 1826 – 1850
merk: 64 – drie lelies
Het merk is overgenomen van Simon Boot per 22 mei 1826 en vacant verklaard per 29 juni 1846.
Later heeft Arij Glas dit merk gebruikt.


Ruth Boot

tijdvak: 1730 – 1782
merk: PWK – 59 – boutvrouw – IB

 

Simon Boot

tijdvak: 1811 – 1819
merk: de gekroonde 64 (met drie lelies)
Dit merk was afkomstig van Arij Monk en de inschrijving was in 1757.
Simon was eigenaar en fabrikant per 13 juni 1811.
Het merk is overgegeven aan Pieter Matthijsz Boot per 22 mei 1826 en vacant verklaard per 29 juni 1846.
Later heeft Arij Glas dit merk gebruikt.

Simon Matthijsz Boot

tijdvak: 1816 – 1848
merk: 68 – 77

wed. Simon Boot

tijdvak: 1850
merk: 68


Teunis Boot

tijdvak: 1760 – 1811
merk: 59 – zeepaard

 

Thomas Boot

tijdvak: 1838 – 1845
merk: AVS

Dit merk is afkomstig van Adrianus Vloote Steijn, meester 26 februari 1730. Later werd het gebruikt door A. van der Want. Daarna werd Thomas eigenaar en hij geeft dit merk in 1845 vacant.


Willem Boot

tijdvak: 1731 – 1768
merk:
– wapen van Zeeland 27
– Zeeuwse daalder (hielmerk Zeeuwse Rijksdaalder; ook het Goudse wapen als bijmerk is afgebeeld)
Huzaar (18e eeuws Pijpenkopfragment van een huzaar. Onder aan de pijp staat hoesaar)

bron: Freek Mayenburg

Willem Boot

tijdvak: 1736 – 1746
merk: 80

Willem Boot

tijdvak: 1807 – 1809
merk: SH

Dit merk is afkomstig van Adrianus Vloote Steijn, meester 26 februari 1730. Later werd het gebruikt door A. van der Want. Daarna werd Thomas eigenaar en hij geeft dit merk in 1845 vacant.


Willem Claesz Boot (geb 1936 te Gouda

tijdvak: 1686 – 1697
merk: roemer – WK
Deze typische elleboog gevormde pijp is speciaal in de 17e eeuw gemaakt voor de Amerikaanse markt, denk hierbij aan de Nederlandsche forten en nederzettingen. De pijp op de linker kant van de foto is gevonden bij opgravingen van het Fort Oranje (1624 – 1676) in Albany, N.Y. Kleipijpen exact het zelfde als op de foto hebben het merk “roemer” deze zijn gemaakt door Willem Claesz Boot van Gouda. De pijp op de rechterkant van de foto zijn waarschijnlijk in Engeland gemaakt in de jaren 1660 – 1670, ook deze pijpen werden speciaal gemaakt voor de Amerikaanse markt.bron: Paul R. Huey, archeoloog (Cohoes, N.Y. USA)

Zie ook: Goudse pijp in Amerika

Bronvermelding:
Historisch Moordrecht
– Het onderzoek naar de pijpmakers werd gedaan door Phil ter Heide

Verstuur ons gegevens

Zonder uw hulp kunnen wij ons genealogische database niet verder uitbreiden met nieuwe gegevens. Dus heeft u gegevens die binnen de familienaam 'Boot' vallen stuur het ons aub door.

Ondersteun ons werk

Wij als genealogisch team familienaam 'Boot' hopen van harte dat u ons werk waardeert. Indien u ons wilt ondersteunen klik dan op onderstaande knop.